Mindfulness in een theoretisch kader
Een theoretisch kader
Graag leg ik meer uit over mindfulness maar hier meer vanuit een theoretisch kader. Over automatische patronen en waaruit deze zijn opgebouwd. En wat mindfulness toevoegt ten opzichte van bij voorbeeld cognitieve gedragstherapie.
Automatische patronen:
Het leervermogen van het brein
Als je geboren wordt, ben je een blanco blad. Je begint onmiddelijk met leren. Je ogen zien iets bewegen voor hun gezicht. Een vlek met uitsteksels. Je leert dat die vlek iets is, dat bij je eigen lichaam hoort, namelijk een hand. Je leert dat je ook controle hebt over die hand. Zintuigen en motoriek worden aan elkaar gekoppeld en we leren er ook nog het woord ‘hand’ bij. Dit leerproces is fantastisch en wordt door onze hersenen gefaciliteerd.
Ons brein gebruikt dit leervermogen om nog meer dingen aan elkaar te koppelen. Waarnemingen van de zintuigen worden gekoppeld aan gedachten, emoties en gedrag. Alles wordt opgeslagen op onze harde schijf en als we het nodig hebben, staat het bliksemsnel paraat. Dit noemen we geautomatische patronen en zij werken heel efficiënt.
Een voorbeeld van een automatisch patroon:
Je steekt de straat over en je hoort een hard piepend geluid. Het zijn piepende banden van een auto. Ogenblikkelijk weet je dat een auto keihard aan het remmen is. Je kijkt opzij en ziet een auto te hard op je afkomen. En voor je kunt denken, spring je snel de stoep op, in veiligheid. Je staat opgelucht vanaf de stoep te kijken naar de auto die voorbij rijdt.
Theoretisch kader
Het hier beschreven automatische patroon bestaat uit verschillende gekoppelde aspecten:
- De oren registreren een geluid en koppelen dit geluid aan een remmende auto
- Het opkijken is een automatische lijfelijke reactie op het geluid dat de oren hebben geregistreerd.
- De ogen bevestigen dat een auto te hard komt aanrijden en koppelt dit aan het concept gevaar.
- Het vervolgens wegspringen is daar weer een automatische reactie op.
- Voor dat wegspringen heeft het lichaam, geheel automatisch energie aangemaakt om daadwerkelijk te kunnen springen.
- De opluchting – de emotie – is een reactie op het veilig zijn.
Kortom: De hersenen zijn in staat gedachten, emoties, zintuigelijke waarnemingen en gedrag aan elkaar te koppelen in automatische patronen.
Cognitieve gedragstherapie
Cognitieve gedragtherapie gaat ervanuit dat een niet behulpzame gedachte de basis vormt klachten. Een gedachte wordt gezien als de onderliggende oorzaak van klachten. De aan de gedachte gekoppelde automatische patronen veroorzaken dan emoties, lichaamssensaties en gedrag, waar we last van hebben.
Bij cognitieve gedragstherapie wordt dus gezocht naar de gedachte die als het ware het automatische patroon in werking zet.
Vervolgens gaat een therapeut aan de slag deze gedachte uit te dagen en om te buigen naar een helpende gedachte. Deze helpende gedachte moet de geloofwaardigheid in de oude gedachte afzwakken en in het gunstigste geval gaan vervangen, waardoor dit automatische patroon niet langer wordt getriggerd.
Wat mindfulness toevoegt
Cognitieve gedragstherapie werkt in veruit de meeste gevallen. Het is een bewezen effectieve methode, maar het duurt altijd even voordat een helpende gedachte eigen wordt. Waar echter aan voorbij gegaan wordt, is dat niet alleen de gedachte de oorzaak van automatisch patroon kan zijn. Ook een zintuiglijke prikkel of een emotie kan een trigger zijn van een automatisch patroon.
Daar zit nu juist de kracht van mindfulness
Bij mindfulness is aandacht voor zowel gedachten, emoties als gevoelens in het lichaam (zintuiglijke prikkels).
Mindfulness begint met het creëren van bewustwording van zowel gedachten en emoties als gevoelens in het lichaam. Eenmaal bewust van de aanwezigheid van deze aspecten van een automatisch patroon gaan we verder. We gaan het patroon onderzoeken. Wat is het patroon en wat doet het met mij. Om vervolgens anders om te gaan met dit patroon.
Mindfulness is dus een waardevolle aanvulling op de cognitieve gedragstherapie.
Vergelijk het met een wortelstelsel van een boom. Het wortelstelsel bestaat vaak uit een paar grote wortels (gedachten, emoties en fysieke sensaties). Deze grote wortels splitsen zich uit in allerlei kleinere wortels en deze ook weer in nog kleinere wortels. Alle wortels zitten als een grote klit, onder de grond, onderling aan elkaar verbonden. Als je de boom (het gedrag/ stressreactie) wilt verwijderen, trek je toch alle wortels eruit en niet alleen één (gedachten), met de kans dat de rest weer gaat groeien?